Exploitatiebegroting 2022


In het Waterschapsbesluit is voorgeschreven dat de begroting dient te worden gepresenteerd naar programma’s, kostendragers en naar kosten- en opbrengstensoorten. Voor Vechtstromen gelden als kostendragers: "Watersysteembeheer" en "Zuiveringsbeheer". Omdat de netto-kosten van het waterschap via de opbrengsten van belastingheffing worden gedekt, dienen de netto-kosten aan deze kostendragers te worden toegerekend.

Toelichting op de kosten- en opbrengstensoorten

In deze paragraaf wordt voor afwijkingen groter dan € 0,15 miljoen per kosten-/opbrengstensoort de absolute en relatieve verandering ten opzichte van de primitieve begroting weergegeven en toegelicht. Kosten

Kosten

Kapitaallasten (+ € 1,80 miljoen; + 4,2 %)

De stijging ontstaat door een stijging in de rentekosten van € 0,92 miljoen, voornamelijk veroorzaakt door stijgende rentestanden. Daarnaast ontstaat het verschil door een stijging in de afschrijvingslaten van € 0,88 miljoen.

Personeelslasten (+ € 4,27 miljoen; + 8,7 %)

De stijging van de personeelslasten wordt veroorzaakt door een indexatie van 5,3% bestaande uit drie elementen:

  1. Doorwerking van de Cao-afspraken 2022 die hoger waren dan oorspronkelijk in 2022 geraamd: 1,25%
  2. Inschatting CAO 2023 (o.b.v. ‘loonvoet sector overheid’ cf. CPB): 3,0%
  3. Als gevolg van de jaarlijkse ontwikkeling van periodieken voor medewerkers die nog niet in het maximum van de loonschaal zitten: 1%

Daarnaast is de formatie in 2023 t.o.v. 2022 uitgebreid onder andere als gevolg van een toename in het investeringsvolume zoals opgenomen in de afgelopen MJV's. Dit vraagt om meer inzet vanuit zowel het primaire proces als de ondersteunende teams. En in de MJV 2023-2032 is een budget van € 1 miljoen begroot voor het invulling geven aan de ‘schaalsprong’.

Goederen en diensten van derden (+ € 7,99 miljoen ; + 15,9 %)

In algemene zin is sprake geweest van een indexering van 6,6% ten opzichte van 2022, gebaseerd op de meest recente cijfers van de consumentenprijsindex uit de MEV 2023. Zie ook paragraaf 5.2 Uitgangspunten en normen. Met inachtneming van voorgaande is de stijging op de verschillende kosten als volgt te specificeren (specifiek gericht op afwijkingen groter dan € 0,15 miljoen):

  • Overige diensten van derden (€ 1,44 miljoen) (o.a. als gevolg van het in 1 keer in de exploitatie moeten nemen van kosten voor SAAS-oplossingen, extra kosten voor de verkiezingen, implementatie digitale overheid (waar een bijdrage vanuit het Rijk tegenover staat, implementatie nieuw fin. systeem).
  • Kosten eindverwerking slib (€ 0,80 miljoen) (o.a. als gevolg van het vervallen van de SDE-subsidie bij SNB (slibverwerkingsinstallatie))
  • Onderhoud mechanisch (€ 0,80 miljoen) (o.a. als gevolg van extra kosten werkplan beheersmatig onderhoud, meer storingen en meer benodigde inspecties)
  • Onderhoud groen (€ 0,63 miljoen)
  • Advieskosten (€ 0,54 miljoen) (m.n. door implementatie digitale overheid (staat bijdrage vanuit het Rijk tegenover) en implementatiekosten nieuw fin. systeem)
  • Teruglevering energie (€ 0,52 miljoen) (overheveling naar batenkant, per saldo budgetneutraal).
  • Gas (€ 0,51 miljoen) (als gevolg van sanctiepakket tegen Rusland)
  • Elektriciteit (€ 0,45 miljoen) (door stijgende prijzen)
  • Waterschapshuis (i.v.m. deelname aan projecten) (€ 0,35 miljoen)
  • Onderhoudskosten software/licenties (€ 0,28 miljoen)
  • Transportkosten slib (€ 0,24 miljoen)
  • Chemicaliën (€ 0,20 miljoen) (zowel als gevolg van stijgende prijzen als hoeveelheid)
  • Lease van vervoersmiddelen (€ 0,18 miljoen) (met name door stijgende formatie)

Onvoorzien (+ € 0,33 miljoen; + 55,5 %)

De stijging van het budget onvoorzien heeft er mee te maken dat er ruimte is voor ‘niet geraamde kostenstijgingen’, zoals opgenomen in tabel 1 (pagina 19) van de MJV 2023-2032. Dit bedrag is in eerste instantie op een centrale plaats als budget ‘onvoorzien’ gereserveerd.

Toevoegingen aan reserves (+ € 6,16 miljoen; + 71,2 %)

Op basis van bestaand beleid worden toevoegingen en onttrekkingen aan reserves begroot. De weergegeven daling is met name het gevolg van:

  • Hogere toevoeging reserves tariefsegalisatie (€ 4,80 miljoen).
  • Hogere toevoeging reserves dividenden (NWB en NieuWater) (€ 1,46 miljoen).

Voor een nadere duiding van de reservemutaties, zie ook paragraaf 5.5 Overige bestemmingsreserves en voorzieningen.

Opbrengsten

Financiële baten (+ € 1,46 miljoen; + 32,4 %)

De toename in de financiële baten hebben bijna volledig te maken met de structurele toename van de raming dividenduitkering NWB van € 3,6 miljoen naar € 5,0 miljoen. Dit bedrag wordt overigens direct toegevoegd aan de reserve dividenduitkering NWB en vervolgens (behoedzaam) weer onttrokken ter matiging van de tarieven.

Goederen en diensten aan derden (+ € 1,00 miljoen; + 43,7 %)

De stijging van deze post wordt door twee hoofdredenen verklaard. De bate van de teruglevering van energie werd eerder geraamd aan de kostenkant. Nu wordt deze verschoven naar de batenkant van de begroting. Dit levert op deze kostensoort een positief verschil van € 0,52 miljoen op, maar is voor het totaal van de begroting budgetneutraal. Daarnaast is de opbrengst voor grensoverschrijdend afvalwater hoger dan vorig jaar in verband met stijgende tarieven (€ 0,3 miljoen).

Bijdragen van derden (- € 0,62 miljoen; - 29,3%)

De lagere bijdragen van derden zijn het effect van een aantal positieve en negatieve verschillen. In 2023 ontvangt het waterschap een bijdrage vanuit het Rijk van € 0,2 miljoen en daarnaast ontvang het waterschap ten behoeve van de muskus- en beverrattenbestrijding een bedrag van € 0,3 miljoen vanuit een solidariteitsfinanciering. Daarnaast ontstaan nadelen door het wegvallen van de SDE-subsidie van € 0,87 miljoen en door lagere COVID-bemonstering door Aqualysis wordt een lagere bijdrage vanuit het Rijk ontvangen ter vergoeding van de gemaakte kosten. Dit geeft een nadeel van € 0,23 miljoen.

Waterschapsbelastingen (+/- € 9,66 miljoen; + 7,2 %)

Voor een inhoudelijke toelichting op de ontwikkeling van de waterschapsbelastingen wordt verwezen naar pagina over waterschapsbelastingen.

Geactiveerde lasten (+ € 0,95 miljoen; + 12,3 %)

De geactiveerde lasten stijgen zowel doordat het uurtarief waarmee personeelslasten aan investeringen wordt doorbelast stijgt. Dit komt bijvoorbeeld door hogere personeelskosten. Daarnaast stijgt het bedrag ook doordat in 2023 naar verwachting meer uren geactiveerd worden ten opzichte van 2022.

Onttrekkingen aan reserves (+ € 7,94 miljoen; + 71,2 %)

Op basis van bestaand beleid worden toevoegingen en onttrekkingen aan reserves begroot. De weergegeven daling is met name het gevolg van:

  • Hogere onttrekking dividendreserve NWB (€ 4,80 miljoen).
  • Hogere onttrekking reserves tariefsegalisatie (€ 2,25 miljoen).
  • Onttrekking reserve organisatieontwikkeling ten behoeve van frictiekosten taakstelling personeel (€ 0,65 miljoen).

Voor een nadere duiding van de reservemutaties, zie ook; Overige bestemmingsreserves en voorzieningen.

Structureel begrotingssaldo

De commissie BBV adviseert het structureel begrotingssaldo te presenteren in de begroting. Bovenstaande tabel is een weergave van het structurele begrotingssaldo van waterschap Vechtstromen. Het geeft weer in hoeverre structurele baten worden gedekt met structurele lasten. Het laat zien dat waterschap Vechtstromen een minimaal negatief structureel begrotingssaldo heeft in de laatste jaarschijf. Dit is het effect van de incidentele opbrengst verkoop gronden (zie paragraaf incidentele baten en lasten). De systematiek van het waterschap is dat alle saldi van baten en lasten per jaareinde altijd worden verrekend met de reserve tariefsegalisatie. En dat de tarieven, zeker in de laatste jaarschijf, voldoende zijn om het saldo van de baten en lasten af te dekken, Het begrotingssaldo na bestemming zal derhalve altijd € 0 zijn. De meest belangrijke indicator dat sprake is van een structureel sluitende begroting, waarbij structurele baten worden gedekt met structurele lasten, is de constatering dat in de laatste jaarschijf geen sprake is van een onttrekking aan de reserve tariefsegalisatie om de begroting sluitend te krijgen. In voorliggende begroting is dat het geval en is het zo dat in de laatste twee jaarschijven geen onttrekking aan de reserve tariefsegalisatie nodig is om de begroting sluitend te krijgen. In dat kader kan dus worden gesproken over een duurzaam financieel beleid.