Investeringen en schuldpositie
De raming van de totale netto-investeringen 2019-2023 komt in deze programmabegroting uit op € 212 miljoen. Dat is conform het investeringskader uit het bestuursakkoord. De opbouw blijkt uit het overzicht.

In het bestuursakkoord zijn afspraken vastgelegd om het investeringskader te verhogen. Cumulatief is het bestuurlijk investeringskader toegenomen met € 33 miljoen aan netto-investeringen bestaande uit: € 10 miljoen voor zonnepanelen, € 6 miljoen voor indexering en € 17 miljoen aan netto-ophoging.
Door de ophoging van het investeringskader stijgen de jaarlijkse investeringslasten harder dan de hieruit voortvloeiende afschrijvingslasten. In eerste instantie neemt onze schuldpositie (in absolute zin) hierdoor toe van € 472 miljoen naar maximaal € 492 miljoen. Aangezien het bestuursakkoord aangeeft dat gestreefd wordt naar stabilisatie of afname van de schuld zal in het kader van duurzaam financieel beleid naar het activabeleid (onze spelregels hoe investeringen worden vertaald in jaarlijkse afschrijvingslasten) worden gekeken. Onderdeel hiervan is ook nagaan of verschuiving van uitgaven voor investeren en activeren naar uitgaven in de exploitatie mogelijk is.
Dit kost echter geld. En aangezien het kader voor lastendrukstijging is bepaald kan dat alleen als het dividend van de NWB hoger wordt dan € 2,6 miljoen. De vooruitzichten zijn echter gunstig, zodat actualisatie van het activabeleid mogelijk is. Wel is het de vraag of de mogelijke extra dividenduitkering voldoende is om de groeiende kloof tussen verhoogde investeringslasten en jaarlijkse afschrijvingslasten af te dichten.
Verloop van de reserves
In onderstaand overzicht is het verloop van de algemene reserves, de overige bestemmingsreserves en tariefsegalisatiereserves opgenomen. De algemene reserve blijft stabiel. De mutaties in de overige reserves zijn conform besluiten en leiden tot een beperkte daling. De tariefsegalisatiereserves dalen tot en met 2022, maar in 2023 is sprake van een toename. Door de sluitende begroting is vanaf 2023 geen inzet vanuit de tariefsegalisatiereserves nodig. Hiermee is een eerste stap richting duurzaam financieel beleid gezet.
