Maand van de geschiedenis - Gemaal Wierden

Gepubliceerd op 26 oktober 2021

Tijdens de maand van de geschiedenis (oktober) nemen elke week twee van onze collega's je mee in delen van de historie van ons waterschap. In dit verhaal vertelt Michel de Waal over Gemaal Wierden.

Aanleiding voor de bouw van het gemaal was de ruilverkaveling Wierden midden jaren 60. Doel van het gemaal was, bij hoog water, het afvoeren van water uit het ruilverkavelingsgebied (Grote Maten) naar de Exosche Aa.

Het gebied ten zuidoosten van Wierden heet Het Zuidbroek. Vanwege de lage ligging ten opzichte van de omgeving fungeert Het Zuidbroek van oudsher als verzamelgebied van water uit de omgeving. Water werd aangevoerd uit richtingen ten oosten van de hoge zandrug tussen Wierden en Daarle (Stouwesloot via de Wetering), Vriezenveen (rivier de Aa en Hollander Graven) en Almelo (Wendelgoorse beek en De Nieuwe Graven). Ook vanuit de Huurne werd water aangevoerd via de Hurener Goot, in de volksmond ook wel “De Götte” genaamd. Al dit water verzamelde zich in het Wendelgoor ter hoogte van het gemaal waardoor Het Zuidbroek bij een te grote aanvoer (beter gezegd: onvoldoende afvoer) van water, net als Het Noordbroek ten noorden van de weg Wierden-Almelo, regelmatig onder water liep. “Broek” staat trouwens voor “laaggelegen stuk land dat ’s winters geregeld onder water staat”. Opvallend is nog het feit dat de naam “Zuidbroek”, in tegenstelling tot de naam “Noordbroek”, niet op de gangbare topografische kaarten stond en staat vermeld.

Door deze overstromingen stond het gebied ten oosten van Wierden dan ook als “moerasachtig” te boek en kon men bij strenge winters van Almelo via Wierden naar Rijssen en van Goor langs Enter naar Almelo schaatsen zonder noemenswaardige obstakels tegen te komen; het was één onafzienbare ijsvlakte! Tot aan de Middeleeuwen was Almelo vanuit Wierden alleen bereikbaar met behulp van een veerbootje. In 1405 werd een overeenkomst gesloten inzake de aanleg van een dijk tussen Almelo en Wierden.

In de dijk tussen Almelo en Wierden bevonden zich volgens Kokhuis zes lange bruggen die nodig waren voor de waterbeheersing. Hoewel de grondeigenaren in de 19e eeuw over het algemeen blij waren met de jaarlijkse (winterse) overstromingen, die ervoor zorgden dat er een vruchtbaar laagje slib op de percelen achterbleef, waren zomervloeden gevreesd aangezien zij een bedreiging vormden voor vee en de hooioogsten.

Om het “waterprobleem” in het stroomgebied van de Regge in kaart te brengen werd, mede op aandringen van landbouwers en grondeigenaren, door Gedeputeerde Staten (GS) aan luitenant Th.J. Stieltjes opdracht gegeven om rapport uit te brengen over de situatie, hetgeen in 1872 gebeurde. Hoewel dit rapport, met daarin onder andere plannen tot verbetering van de waterafvoer, een dankbaar studieobject was voor de autoriteiten, zouden er nog vele kubieke meters water door de Wierdense Aa stromen voordat er ook daadwerkelijk iets zou gaan gebeuren. Het werk van een door GS ingestelde “commissie van wijze mannen” (met daarin onder andere notaris Jan Poulie uit Wierden) vorderde uiterst traag en leidde zelfs tot een actie onder de Twentse bevolking waarbij alleen al in Wierden 300 handtekeningen werden geplaatst op het zogenaamde “adres Stork” met als doel “om nu eindelijk eens met resultaten voor den dag te komen”! De maat was vol omdat Gedeputeerde Staten opnieuw had aangetoond de waterproblematiek in Twente niet echt serieus te nemen. In 1868 had zich namelijk een soortgelijke situatie voorgedaan toen inwoners van Twente zich tot “Zijne Majesteit den Koning” richten met het verzoek om bespoediging van de plannen tot verbetering van de Regge. Het moest zover komen ondanks het feit dat concrete plannen omtrent de verbetering van de waterstaatkundige toestand van de provincie Overijssel (opgesteld door de luitenants der Artillerie W. Staring en Th.J. Stieltjes, notabene in opdracht van GS) al sinds 1848 klaarlagen! 
Een groep van zo’n 100 Wierdenaren stelde in 1910 dan ook voor om een nieuw kanaal vanuit de Stouwe langs de 1e Lageveldsweg via de Piksen naar Hancate te graven. Toen echter een nog grotere groep inwoners uit Ypelo en omgeving protesteerde tegen de hoge kosten van een dergelijk kanaal (omgerekend bijna 350.000 Euro!), besliste het Hoofdbestuur van het Waterschap negatief op het graven van een dergelijk afwateringskanaal. Tot ver in de 20e eeuw stond het gebied ten zuidoosten van Wierden diverse malen blank; bekend zijn de overstromingen van 1926 en 1946. Pas met de realisatie van de ruilverkaveling en de aanleg van een gemaal bij het punt waar de Wierdense Aa en De Nieuwe Graven overgaan in de Eksosche Aa behoren overstromingen van Het Zuidbroek definitief tot het verleden, hoewel het gevaar voor overstromingen altijd zal blijven bestaan.

De eerste plannen voor een gemaal dateren van de tweede helft van de jaren 50, als onderdeel van de ruilverkaveling Wierden. Alternatieven om een kleiner gemaal te kunnen bouwen zijn onderzocht (vrije afwatering van een deel van het gebied via een aparte leiding), maar bleken duurder dan de besparing op de bouw- en gebruikskosten van het beoogde gemaal. Er ontstond de nodige discussie over de gewenste capaciteit van het gemaal, vanwege verschillend inzicht tussen de Technische Dienst het waterschap (o.l.v. Ir Wijdenes Spaans) en de Cultuurtechnische Dient (CD) van het ministerie van Landbouw en Visserij (Ir Markvoort) van het te bemalen gebied en nog te bouwen RWZI (rioolwaterzuivering) bij Wierden. Uiteindelijk wordt op basis van een rapport van de CD  gekozen voor een capaciteit van 75 m3/min, verdeeld over een pomp van 50 m3/min en een van 25 m3/min. De meerkosten van dit alles, inclusief aanpassingen van aanvoerleidingen wordt geschat op ƒ 200.000.  Het waterschap gaat op 1 oktober 1965 akkoord met deze oplossing en meerkosten, onder voorwaarden van (de gebruikelijke) subsidieverlening door de CD (68%).

Daarop wordt in augustus 1965 door het Technisch Bureau van de Unie van Waterschapsbonden een bestek en voorwaarden opgeleverd voor de aanbesteding van de bouw. Gegevens over het verloop van de aanbesteding en de daaruit voortgekomen offerte zijn niet beschikbaar. Blijkbaar wordt de opdracht gegund aan machinefabriek Pannevis uit Utrecht. Die werkt samen met van Boxtel te Tilburg, elektrotechnische fabriek en installatiebedrijf voor de elektrische installatie en de Drutense machinefabriek en constructiewerkplaats voor de schuiven en aandrijving daarvan. 
Eind december 1966 vindt de afnametest plaats door de CD, die met positief resultaat wordt doorlopen. 
Uit een brief van de Plaatselijke Commissie (PC) van 21 mei 1968 blijkt dat de totale kosten van de aanpassingen vanwege de ruilverkaveling ƒ 1.040.000 bedragen. De PC geeft daarbij aan dat de kosten voor het waterschap uitkomen op ƒ 248.000. Dit bedrag is het verschil tussen 30% (zijnde het niet-gesubsidieerde deel der kosten van de werken ten behoeve van de afwatering) van ƒ 1.040.000 en het reeds betaalde bedrag van ƒ 64.000 (niet-gesubsidieerde deel van ƒ 200.000). Het waterschap gaat akkoord met dit bedrag, onder de voorwaarde dat de PC nog onvolkomenheden in enkele waterlopen oplost. Hetgeen door de PC wordt toegezegd.

De PC heeft, blijkens de brief, moeite met het feit dat het waterschap de niet-gesubsidieerde kosten van de afwatering in ruilverkavelingen voor eigen rekening neemt. De PC vindt dit op zich een lovenswaardig initiatief, maar constateert wel dat dat ongelijkheid in kosten met zich meebrengt. Dit omdat degene die grond in een ruilverkavelingsgebied hebben, normaal gesproken ook ruilverkavelingsrente betalen, terwijl dat niet geldt voor degenen die grond bezitten buiten een ruilverkavelingsgebied.

Na de positief verlopen afnametest in december 1966, neemt het waterschap het gemaal over. Per 1 januari 1967 wordt de arbeider J. Kosters aangesteld in vaste dienst voor de bediening van het gemaal. Daarnaast ontvangt, voor in 1966 verrichte extra werkzaamheden voor het gemaal, de uitvoerder A 1e klasse H. Davids een gratificatie van ƒ 500 en uitvoerder H.J. Kokenberg een gratificatie van ƒ 50. 
Het eerste jaar dat het gemaal door waterschap de Regge wordt bediend, blijkt dat door de wijze van bemalen taluds verzakken. Mogelijk dat dit te maken heeft met het feit dat een belanghebbende als bedienaar is aangewezen (J. Kosters?). In eerdere gesprekken tussen waterschap en PC is al aangegeven dat de bedieners geen belang mogen hebben bij het malen.

Bijzonderheden

In januari 1967 vragen de broers Vunderink, landbouwers, recht van overpad aan om via het pad bij het gemaal hun land daarnaast te kunnen bereiken. Dit wordt in eerste instantie geweigerd, omdat het gevaarlijk is om langs een draaiend gemaal te rijden en het betreffende landstuk ook via een andere route bereikbaar is. Later wordt wel toegestaan dat de gebroeders Vunderink over het terrein van het gemaal te rijden als dat niet in gebruik is en de doorgang tussen gemaal en krooshek vrij is. Kort daarop krijgen de broers alsnog toestemming om ook bij een draaiend gemaal de weg erlangs te gebruiken.

De laatste jaren was het pompgemaal aan alle zijden van illegale graffiti voorzien. Het waterschap wilde het gebouw een meer passende uitstraling te geven, die past bij het aangrenzende natuurgebied. Daarom besloot Vechtstromen om het gebouw op te knappen. In juni-juli 2017 is het gebouw daartoe onder handen genomen door Marco de Vries en Withold Hilberding, van Maph paint productions. Zij hebben rondom muurschilderingen aangebracht met een natuurthema: met lokale planten zoals margrieten en de gele lis, ganzen en vissen, zoals de baars.