Ons werkgebied: hoog gelegen en sterk verweven


De kenmerken van ons werkgebied, in het bijzonder het reliëf en de grondsoort, zijn van grote invloed op de waterhuishouding. Zij bepalen dan ook voor een groot deel onze keuzes en werkwijzen.

Hoog gelegen

Een groot deel van Nederland ligt in de relatief vlakke delta die is gevormd rond de rivieren Maas, Schelde en Rijn. Het beheergebied van Vechtstromen maakt deel uit van het hogere deel van deze delta met hoogten tot 85+ NAP. Ons werkgebied — Twente, het Vechtdal en Zuidoost-Drenthe — bestaat grotendeels uit coulisselandschappen op hellende zandgronden. In het zuidoosten treffen we daarnaast dicht onder de oppervlakte keileem aan. In het noordoosten bepalen vlakke restanten van veenontginningen het landschap. Naast de rivieren Vecht, Regge en Dinkel zien we er tal van kanalen, beken, sloten en greppels.

Sterk verweven

De grond wordt heel verschillend gebruikt, in een afwisselend ritme. We zien een grote verwevenheid van landbouw, natuur en wonen/werken. Een sterke landbouw, maar ook grote natuurgebieden als het Bargerveen en de Engbertsdijksvenen, naast en door elkaar. Er is geen waterschap in ons land dat zo veel Natura 2000-gebieden in het beheergebied heeft: maar liefst zeventien.

Verspreid over het gebied liggen buurtschappen, dorpen en middelgrote steden. De sterkste concentratie van bewoning zien we in de Twentse Stedenband (Enschede, Hengelo, Almelo; samen 325.000 inwoners) en in Emmen (110.000 inwoners). Meer dan de helft van de bewoners van waterschap Vechtstromen woont in deze vier grootste steden. Ook de meeste bedrijvigheid vindt daar plaats.

Fijnmazig watersysteem in het landelijk gebied

Vele beken en sloten doorsnijden het gebied van Vechtstromen. Met stuwen en gemalen sturen we water aan- en afvoer en beïnvloeden we de grondwaterstand. Dit samenspel van grond- en oppervlaktewater noemen we het ‘watersysteem’ dat in ons gebied heel fijnmazig is. Samen met de grotere waterlopen, waaronder de rivieren Vecht, Regge en Dinkel, tellen we in totaal zo’n 25.000 kilometer ‘wateraderen’ in een sterk verweven landschap. Iets minder dan 20% hiervan heeft het waterschap in onderhoud en beheer. De andere 80% wordt onderhouden door de eigenaren van het aan het water grenzende land.

Vervlechting van schoon en vuil water in het stedelijk gebied

Veel steden kennen vanouds open water in de vorm van beken en sloten. Die lagen zowel in de centra als in de wijken eromheen. Dit oppervlaktewater is in de loop der jaren verdwenen. Zo hebben veel beken plaatsgemaakt voor wegen, parkeerterreinen en locaties voor woningbouw of bedrijvigheid.

Regenwater komt dan niet meer in de beken terecht, maar stroomt weg via de riolering. In stedelijke gebieden stroomt schoon regenwater zo samen met vuil afvalwater naar de rioolwaterzuiveringen van het waterschap. Nieuwe stadswijken daarentegen hebben gescheiden systemen voor de afvoer van regen- en afvalwater.

Water aan- en afvoeren

Een belangrijk deel van de middelen van Vechtstromen wordt besteed aan het aanleggen, beheren en onderhouden van waterlopen, gemalen, stuwen, persleidingen (transportleiding voor rioolwater van een woonkern naar de rwzi) en zuiveringsinstallaties die nodig zijn om het water in ons werkgebied te beheren. Van oudsher is deze waterinfrastructuur erop gericht om in het najaar en in de winter zo snel mogelijk water af te kunnen voeren. Het water stroomt gecontroleerd door een veelheid aan stuwen, gemalen en sluizen van hoog naar laag.

De meeste waterlopen zijn in het verleden rechtgetrokken, diep gemaakt en voorzien van steile taluds. Hierdoor kon het water sneller afstromen. Deze aanpak maakte het mogelijk om de beschikbare ruimte optimaal te benutten en de waterinfrastructuur tegen zo laag mogelijke onderhoudskosten te beheren. De keerzijde van deze inrichting van het watersysteem is het sneller last hebben van droogte en een afname van natuur en biodiversiteit.

Is in de herfst en winter de focus gericht op waterafvoer, in de lente en de zomer is de situatie omgekeerd: dan proberen we het water zo lang mogelijk vast te houden. In het iets vlakkere gebied is zelfs infrastructuur aangelegd om water aan te kunnen voeren uit de IJssel en het IJsselmeer (het hoofdwatersysteem). Maar deze wateraanvoer bereikt slechts 40% van ons gebied. De overige 60% van ons gebied is volledig afhankelijk van neerslag. Hier komt bij dat de verwachting is dat de beschikbaarheid van water in het hoofdwatersysteem op termijn sterk afneemt in periode van droogte. Het oppervlaktewater staat in nauwe verbinding met het grondwater, de belangrijkste bron van de zoetwatervoorziening in ons werkgebied. Het grondwater voedt de landbouw en onze natuur. En ook voor ons drinkwater zijn we afhankelijk van het grondwater. En de drinkwaterwinning heeft weer effect op de beschikbaarheid van water voor de landbouw en de natuur. Met name in het Twentse deel van ons werkgebied is het grondwater dat geschikt is voor de drinkwaterwinning schaars. Met ons peilbeheer van grond- en oppervlaktewater proberen we overal voldoende water beschikbaar te hebben zonder dat het gebied te nat wordt. Met drinkwaterbedrijven en provincies zijn we in gesprek over een duurzame drinkwaterwinning op de langere termijn.