Exploitatiebegroting 2022


In het Waterschapsbesluit is voorgeschreven dat de begroting dient te worden gepresenteerd naar programma’s, kostendragers en naar kosten- en opbrengstensoorten. Voor Vechtstromen gelden als kostendragers: "Watersysteembeheer" en "Zuiveringsbeheer". Omdat de netto-kosten van het waterschap via de opbrengsten van belastingheffing worden gedekt, dienen de netto-kosten aan deze kostendragers te worden toegerekend.

Toelichting op de kosten- en opbrengstensoorten

In deze paragraaf wordt voor afwijkingen groter dan € 0,15 miljoen per post de absolute en relatieve verandering ten opzichte van de primitieve begroting 2021 (en voor zover relevant ten opzichte van de in het bestuursakkoord opgenomen lastendrukstijging van 3,4%) weergegeven en toegelicht.

Kosten

Kapitaallasten (+ € 0,79 miljoen; + 1,9%)

Deze stijging komt tot stand door enerzijds een daling van de rentekosten met € 0,19 miljoen (vanwege gunstige rentestanden en een enigszins lager dan verwacht investeringsniveau in 2021) en anderzijds een stijging van de afschrijvingslasten met € 0,98 miljoen.

Personeelslasten (+ € 1,20 miljoen; + 2,5%)

De stijging komt met name voort uit de volgende indexeringen (zie ook paragraaf 5.2 Uitgangspunten en normen):

  • 2,5% als inschatting voor de nog af te sluiten cao 2022 en
  • 1,0% voor de reguliere jaarlijkse periodieke.

Tevens is er sprake van de volgende mutaties in de overige personeelskosten:

  • Opleidingskosten (-/- € 0,11 miljoen), als onderdeel van de personele taakstelling
  • Autokostenvergoeding (-/- € 0,47 miljoen) als gevolg van het vaker thuiswerken en onderdeel van de personele taakstelling
  • Thuiswerkvergoeding (+ € 0,26 miljoen) als uitvloeisel van de cao afspraken hierover
  • Inhuur (-/- € 0,31 miljoen) als onderdeel van de taakstelling

Goederen en diensten van derden (+ € 2,12 miljoen; +/- 4,4%)

In algemene zin is er sprake geweest van een indexering met 3,7%. Hierin was begrepen een inhaaleffect als gevolg van het in 2021 eenmalig niet indexeren als uitvloeisel van de taakstelling. Met inachtneming van het voorgaande (en de in 2022 op diverse posten doorgevoerde taakstelling en in- en extensiveringen), is de stijging op de verschillende kosten als volgt te specificeren:

Stijgingen

  • Onderhoud groen (+ € 1,0 miljoen)
  • Overige diensten van derden (+ € 0,45 miljoen); deze post bevat – naast diverse verlaging van budgetten volgend uit de taakstelling – ook een structurele ophoging van € 1,07 miljoen vanwege extra kosten voor bemonstering en analyse. Hier staat ook een (structurele) bijdrage van het Rijk tegenover voor hetzelfde bedrag (zie ook toelichting bij Bijdragen van derden onder de baten).
  • Onderhoud software/licenties (+ € 0,42 miljoen)
  • Elektriciteit inclusief teruglevering en energiebelasting (+ € 0,39 miljoen)
  • Onderhoud mechanisch (+ € 0,25 miljoen)
  • Kosten eindverwerking slib (+ € 0,24 miljoen)
  • Schoonmaakkosten industrieel (+ € 0,19 miljoen)
  • Inboedel- en opstalverzekering (+ € 0,19 miljoen)

Dalingen:

  • Advieskosten (-/- € 0,36 miljoen)
  • Onderzoekskosten (-/- € 0,33 miljoen)
  • Overige leveringen en diensten m.b.t. onderhoud (-/- € 0,21 miljoen)

Onvoorzien (-/- € 0,2 miljoen;-/- 24,9%)

Als onderdeel van de taakstelling is de post onvoorzien structureel afgeraamd met € 0,2 per jaar. Tegelijkertijd is (eenmalig) de algemene reserve opgehoogd met € 0,2 miljoen, zodat het weerstandsvermogen gemiddeld 1,2 bedraagt.

Toevoegingen aan reserves (+ € 1,39 miljoen; + 19,1%)

Op basis van bestaand beleid worden toevoegingen en onttrekkingen aan reserves begroot. Daarnaast zijn er reserves met betrekking tot organisatieontwikkeling en beleidsintensiveringen die afhankelijk van resultaten in 2021 zullen worden gevoed, en waar dan separaat een voorstel voor komt.

Deze stijging is met name het gevolg van een:

  • Hogere toevoeging aan de bestemmingsreserve tariefsegalisatie (+ € 0,99 miljoen)
  • Hogere toevoeging aan de bestemmingsreserve overlopende verplichtingen (+ € 0,11 miljoen)
  • Hogere toevoeging aan de bestemmingsreserve dividend NieuWater (+ € 0,45 miljoen)
  • Lagere toevoeging aan de bestemmingsreserve Innovatie (-/- € 0,2 miljoen)

Voor een nadere duiding van de reservemutaties, zie ook paragraaf 5.5 Overige bestemmingsreserves en voorzieningen.

Opbrengsten

Financiële baten (+ € 0,49 miljoen; + 12,1%)

Deze stijging komt in hoofdzaak voort uit de overname van de resterende 50% van het aandelenkapitaal van NieuWater B.V. Hierdoor zal het jaarlijks te ontvangen dividend van deze deelneming verdubbelen.

Bijdragen van derden (+ € 1,1 miljoen; + 108,6%)

De post stijgt in verband met een jaarlijkse (structurele) bijdrage van het Rijk van € 1,07 miljoen voor de extra kosten van bemonstering en analyse (zie ook de toelichting bij Overige diensten van derden onder Goederen en diensten van derden).

Waterschapsbelastingen (+ € 5,69 miljoen; + 4,4%)

Voor een nadere toelichting op de waterschapsbelastingen zie paragraaf 5.6.

Geactiveerde lasten (-/- € 0,23 miljoen; -/- 3,0%)

De verwachte geactiveerde uren zijn in beeld gebracht, in afwachting van de resultaten van een onderzoek op welke manier de capaciteit meebeweegt met de opgaven (zie paragraaf bedrijfsvoering).

Onttrekkingen aan reserves (-/- € 1,57 miljoen; -/- 12,4%)

Op basis van bestaand beleid worden toevoegingen en onttrekkingen aan reserves begroot. Daarnaast zijn er reserves met betrekking tot organisatieontwikkeling en beleidsintensiveringen die afhankelijk van resultaten in 2021 zullen worden gevoed, en waar dan separaat een voorstel voor komt.

Deze daling is met name het gevolg van een:

  • Lagere onttrekking aan de bestemmingsreserve tariefsegalisatie (-/- € 2,35 miljoen)
  • Lagere onttrekking aan de bestemmingsreserve innovatie (-/- € 0,2 miljoen)
  • Hogere onttrekking aan de bestemmingsreserve beleidsintensiveringen (+ € 1,0 miljoen)

Voor een nadere duiding van de reservemutaties, zie ook paragraaf 5.5 Overige bestemmingsreserves en voorzieningen.