Financiële situatie 2022


Ontwikkelingen sinds het vorige begrotingsjaar

Ten opzichte van de MJV 2022-2031 constateren we een aantal autonome ontwikkelingen of bijstellingen van begrotingen verbonden partijen die zijn verwerkt in de begroting 2022 – 2025. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de autonome ontwikkelingen die een structureel effect hebben op de meerjarenraming. Per saldo ontstaat door deze ontwikkelingen en door schommelingen in de bijdrage HWBP (hoogwaterbeschermingsprogramma) in 2022 een nadeel van € 563.000. In de meerjarenraming loopt dit uiteindelijk op tot een voordeel van € 413.000. De netto kosten worden daarnaast nog beïnvloed door de hogere kapitaallasten in 2025. In hoofdstuk 4 zijn de ontwikkelingen per programma genoemd.

Uitgangspunten en normen

Deze paragraaf geeft inzicht in de financiële uitgangspunten van de programmabegroting 2022-2025 die aan de geraamde bedragen ten grondslag liggen. De volgende parameters wijzigen in 2022 (ten opzichte van de raming B 2021 en MJV 2022):

  • Kapitaallasten (= rente- en afschrijvingslasten) van 4,8% naar 1,9% (bij de MJV 2021 was dit nog 4,1%).
    • Voor de rentelasten is dit gebaseerd op het gemiddelde rentepercentage van alle aangegane langlopende geldleningen en een inschatting voor nieuw af te sluiten langlopende geldleningen in 2022 (zie ook § 5.8 'Financiering'). Met name dankzij het nog steeds zeer lage geldende rentepercentage voor langlopende geldleningen pakt dit voordeliger uit dan in de MJV 2022 is geraamd.
    • Voor de afschrijvingslasten is dit gebaseerd op de nieuwe meerjarenraming voor de investeringen, met inachtneming van het tijdstip dat het project gereed is voor gebruik (vanaf dan wordt er afgeschreven).
  • Personeelslasten van 4,0% naar 3,5% (bij de MJV 2022 was dit eveneens 3,5%). Dit bestaat uit de onderdelen: (i) 2,5% als inschatting voor de nog af te sluiten cao 2022 en (ii) 1,0% voor de reguliere jaarlijkse periodieken.
  • Overige kosten van 0,0% naar 3,7% (bij de MJV 2022 was dit nog 3,8%). In 2021 is eenmalig geen indexering voor de prijzen toegepast op de budgetten voor 'overige kosten' als incidentele invulling van de taakstelling van € 1 miljoen voor 2021 uit het bestuursakkoord. Normaliter worden voor het bepalen van dit stijgings-percentage de meest recente cijfers van het Centraal Planbureau geraadpleegd en was voor 2021 1,9% het actuele stijgingspercentage voor de indexering geweest, terwijl voor 2022 een indexering geldt van 1,8% [1].
  • De inflatiecorrectie (het gemiddelde van de autonome stijging van de personeelslasten en overige kosten) gaat van 2,0% naar 3,6% (bij de MJV 2022 was dit 3,6%). Aangezien op de overige kosten in 2021 eenmalig geen indexering voor de prijzen is toegepast, stijgt hiermee tevens de inflatiecorrectie 2022.

[1] Hiervoor zijn als referentie gebruikt het gemiddelde 2022/2025 uit de CPB-kerngegevenstabel actualisatie MLT, september 2021 voor: (i) ‘inflatie geharmoniseerde consumenten-prijsindex’ (1,8%: met weging 1/3e) en (ii) de prijs  ‘intermediair verbruik overheid’ (1,75%: met weging 2/3e).

Stijging parameters b 2022