Duurzaam financieel beleid en financiële indicatoren

Gepubliceerd op 23 november 2020

Wij willen zoals is aangegeven extra investeren in het opvangen van de gevolgen van het veranderende klimaat, toenemende eisen aan waterkwaliteit en de noodzaak tot vermindering van de CO2- uitstoot (duurzaamheid) in combinatie met de grote beheeropgaven op de afvalwaterzuiveringen en in het watersysteem.

We stellen ons als doel om ondanks de grote uitdagingen, zowel de tarieven als de schuld slechts beperkt te lasten stijgen. We werken met een scherp financieel kader en werken toe naar een structureel sluitende begroting. Onderdeel daarvan is dat in 2021 invulling moet worden gegeven om voor de jaren na 2021 een structurele taakstelling in te vullen.

Vanuit de BVR 2020 zien we dat er druk is op verschillende budgetten met betrekking tot groen en maaibeheer, kosten in het  beheer van waterzuiveringen en droogtemaatregelen. Wij hebben daar in deze begroting geen intensiveringen voor opgenomen. Bij de volgende MJV 2022-2031 zullen wij de inzichten beoordelen op een mogelijk structureel karakter.

Ten opzichte van de MJV 2021- 2030 die op 23 september 2020 is vastgesteld zijn er een aantal voor en nadelige effecten. De rente en de inflatieparameters zijn al enige tijd erg laag en zijn bij het opstellen van de begroting gunstiger dan bij de MJV 2021-2030 is aangenomen (oplopend naar € 0,95 miljoen voordelig in 2024). Aan de andere kant heeft GBLT (gemeenschappelijk belastingkantoor locosensus en tricijn) aangegeven dat een vermindering van de vervuilingseenheden bij de bedrijven wordt verwacht. Een deel ervan heeft een relatie met de economische gevolgen door corona en is voor 2021 nog ingeschat als incidenteel. Maar ook bestaat een groot structureel deel uit bedrijfsvoeringsrisico’s en is een gevolg van minder toevoer van vervuilingseenheden van meetbedrijven naar onze waterzuiveringen. De daling wordt enerzijds verklaard door één meetbedrijf dat eind 2020 een voorzuivering plaatst, terwijl de daling anderzijds wordt verklaard door diverse procesoptimalisaties binnen de andere meetbedrijven, hetgeen leidt tot een daling van de vuillast. Dit betekent een structureel nadelig effect van € 1,3 miljoen. Het saldo van de voor- en nadelen is  € 0,35 miljoen nadelig. Bij de MJV 2022-2031 maken wij een integrale afweging met de inzichten die er dan zijn.

In 2021 wordt ook een voorstel gedaan op welke manier de taakstelling van € 4,8 miljoen structureel wordt ingevuld. In de begroting 2021 is volgens afspraak € 1 miljoen incidenteel ingevuld door eenmalig de indexatie op de overige kosten niet door te voeren. Wij volgen de realisatie van deze maatregel in de P&C cyclus.

Wij verhogen de investeringen in de periode 2021-2024 conform de kaders van de vastgestelde MJV 2021-2030. Wij sturen erop om voor de langere termijn t/m 2030 de relatieve schuldpositie omlaag te brengen tot 300% (ten opzichte van de totale belastingopbrengsten). Om op de langere termijn tot stabilisatie te komen wordt een activa en dividendbeleid uitgewerkt. In de MJV 2021-2030 gaven we al aan dat dit mogelijk kan leiden tot een (tijdelijke verhoging) van de lastendruk. Ook wordt beleid ontwikkeld om te bepalen op welke manier onderscheid kan worden gemaakt tussen investeringen met en zonder een sluitende business case, in relatie tot de aanvaardbaarheid van de schuldpositie, zodat wij toch goed kunnen inspelen op ontwikkelingen en kansen die zich voordoen en die een investering vragen.

Over 2019 is een dividend toegezegd van de Nederlandse Waterschapsbank van € 7 miljoen, die in 2021 wordt ontvangen. Deze opbrengst is al verwerkt in 2020 en is  als verplichting aan ons waterschap al opgenomen bij de NWB. In 2021 houden we in de begroting rekening met een dividend over 2020 van € 3,6 miljoen. Conform besluitvorming MJV wordt dit ingezet voor innovatie (€ 1 miljoen) en lastendruk verlichting (€ 2,6 miljoen). Als er meer dan € 3,6 miljoen dividend in 2021 over 2020 wordt uitgekeerd, wordt voor de aanwending daarvan een voorstel gedaan bij de MJV 2022-2031 of de volgende begroting.

Indicatoren Duurzaam Financieel beleid

Het financieel beleid is geen geïsoleerd beleid, maar dient in samenhang gezien te worden met de taken en opgaven van het waterschap. De financiën van een waterschap staan niet op zichzelf, maar zijn een afgeleide van de taken. De doelstellingen van het waterschap, wat het wil bereiken en wat het daarvoor doet, heeft invloed op hoe het er financieel voor staat en wat het betekent op de belastingontwikkeling in het gebied. In onderstaande raderwerk wordt dit verbeeld:

Raderwerk

Hierna geven wij de indicatoren weer die voortkomen uit het kader van duurzaam financieel beleid. Ook benoemen we de belangrijkste financiële inzichten. In de volgende hoofdstukken worden de indicatoren voor de programma's benoemd en toegelicht.

De kaders voor duurzaam financieel beleid leiden ertoe dat we scherp aan de wind varen. De indicatoren voor een duurzaam financieel beleid volgen we. Deze zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat wij de (wettelijke) taken en opgaven verrichten:

  1. binnen een structureel sluitende exploitatiebegroting;
  2. met een bestendig investeringsvolume;
  3. met een aanvaardbare schuldpositie;
  4. tegen een maatschappelijk aanvaardbare lastendruk voor huishoudens en bedrijven;
  5. en voldoende reserves in relatie tot het risicoprofiel;
  6. waarbij dit wordt beschouwd over een periode van tien jaar.

Een sluitende exploitatieberekening, die vanaf 2022 en 2023 gerealiseerd moet worden door de taakstelling van € 4,8 miljoen. We volgen we met de indicator "taakstelling 2021 - 2024" Ook wordt voor het financiële nadelige effect van € 0,35 miljoen door opbrengstvermindering belastingen ten gevolge van de vermindering van de vuillast bij bedrijven en voordelen in rente en inflatie bij de volgende MJV in 2021 een voorstel gedaan.

Het investeringsvolume is aansluitend op de MJV 2021-2030 opgehoogd met € 32 miljoen en bedraagt voor 2020 tot en met 2024 in totaal € 240 miljoen. Op nieuwe investeringen wordt een inflatiecorrectie toegepast en er wordt uitgegaan van jaarlijks € 5 miljoen aan cofinanciering. De indicator daarvoor is "netto investeringsvolume 2020-2024".

De aanvaardbare schuldpositie wordt getoetst aan de renterisiconorm (zie paragraaf 4.8 Financiering) en wordt ook beoordeeld aan de hand van het aandeel van de kapitaallasten in de exploitatielasten. De hogere investeringen veroorzaken een hogere schuld en hogere kapitaallasten (jaarlijkse rente en afschrijvingen). Het streven is om het aandeel kapitaallasten in de exploitatielasten niet hoger te laten zijn dan 30%. Het doel voor de relatieve schuldpositie is 300%. Wij beschouwen dat over een periode van 10 jaar.

De indicatoren die we volgen zijn de "absolute en relatieve netto schuld" en "absolute en relatieve omvang kapitaallasten"

De gemiddelde lastendrukstijging voor 2020 t/m 2024 is 3,4% terwijl deze naar verwachting vanaf 2025 - op basis van de huidige inzichten en uitgangspunten -  3,0% zal bedragen  Wij gaan uit van een continuering van de systematiek van het egaliseren van tarieven door de bestemmingsreserve tariefsegalisatie. Een eventueel positief jaarrekening resultaat wordt toegevoegd aan deze bestemmingsreserve. De indicator die we volgen is de "gemiddelde jaarlijkse lastendrukontwikkeling huishoudens en bedrijven".

Het weerstandsvermogen bestaat uit een inventarisatie van de risico's  ten opzichte van beschikbare reserves om die risico's op te vangen. De norm voor het weerstandsvermogen is een factor van tussen de 1,0 en 1,4. De indicator die we volgen is het "weerstandsvermogen".


Indicator: Taakstelling 2021-2024

Naast de taakstelling die ook in het bestuursakkoord is opgenomen van € 4,8 miljoen is er een opgave om het negatieve saldo van € 0,35 miljoen (door de verminderde belastingopbrengst ten gevolge van de vermindering van de vuillast bij bedrijven, en de voordelen autonome parameters) op te vangen.

Indicator: Netto investeringsvolume 2020-2024

Indicator: Absolute en relatieve netto schuld

Indicator: Absolute en relatieve omvang kapitaallasten

Indicator: Gemiddelde jaarlijkse lastendrukontwikkeling huishoudens en bedrijven